De betekenis van de naam ‘Hegelsom’
Volgens de Romeinse geschiedschrijver Tacitus, die omstreeks 54 voor Christus geboren werd, hielden de Germanen niet van aan elkaar gebouwde woningen.
Men vestigde zich op plaatsen, waar drinkbaar water, bos of weidegronden een geschikte gelegenheid boden om hun gezin en vee te onderhouden. Zij legden hun nederzettingen niet aan als onze huidige dorpen, maar vestigden zich op onderling van elkaar gelegen plaatsen om elkaar bij de jacht en het hoeden van het vee niet tot last te zijn. Hun woningen vormden maar één ruimte, waarin het vee en het gezin samenwoonden.
Volgens de leer der plaatsnaamkunde is: “Hegelsom” een heemnaam. Heem betekent: eenvoudige woonplaats. Het eerste gedeelte van de naam komt van de Germaanse persoonsnaam Hegilo of Hagilo. Hago hangt samen met heg, omheining, omheind stuk land of met hag, plezierig, passend, als in behagen. De ilo-uitgang wijst op een koosvorm: kleine, lieve Hago. Hegelsom betekent dus: Woonplaats van Hegilo. Oude naamsvormen zijn Heugelsum (1424),Hegelshem (1430) en Hegelsum in 1495.
De woningen, die men in begin 1800 in Hegelsom kon aantreffen, herinnerden duidelijk aan de oud-Germaanse bouworde. De huidige kerkdorpen, waaronder Hegelsom, werden tot eind 1700 hertschappen genoemd. In het huis “Ter Horst” woonde de Grondheer, die volgens de Salische wet bekleed was met de rechtsmacht over de hertschappen.
Was er eeuwenlang alleen maar sprake van enkele akkers en weiden gelegen tussen uitgestrekte onontgonnen heidevelden, peelgronden en bossen, in 1979 kon de Hegelsomse geschiedenis met ruim 2000 jaar worden uitgebreid door de vondst van een zogenaamd vorstengraf uit de vroege ijzertijd, ongeveer 700 voor Christus. Deze vondst is van een hoge archeologische waarde. De gevonden urn, dekselschaal en een gebogen zwaard zijn door de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek gerestaureerd en zijn in de Oudheidkamervan Horst ondergebracht.