Over kippen- en staakbonendorp Hegelsom | info@heemkundehegelsom.nl

Familie van den Bercken

De familie van den Bercken 

Evacuees in Hegelsom

Uit: Grubbenvorst

Van: 2 december 1944 tot 5 februari 1945

Via Nell van den Bercken (1910-1992) (schooljuf aan de lagere school in Hegelsom) kan haar familie terecht in de school in Hegelsom als de evacuees uit America de school verlaten om terug te gaan naar huis.

Haar zus An van den Bercken (1911-1984) heeft tijdens de oorlog een dagboek bijgehouden voor haar broer en zus, die beiden in de missie zaten, over de oorlog in Grubbenvorst en ook over de periode dat de familie in Hegelsom in de school woonden. Dus…..  niet over haar werk in het verzet als hulp voor Pastoor Henry Vullinghs uit Grubbenvorst in het onderbrengen van joodse onderduikers. (zie het verhaal van onderduiker Jaap van Velzen bij boerderij Wienes)

In Grubbenvorst krijgen de mensen in de nacht van 25 op 26 november 1944 te horen, dat ze hun huizen binnen een half uur moeten verlaten. “Das ganzer Dorf muss gesprengt werden”! (uit het dagboek van An)

De familie van de Bercken liep hun vrijheid tegemoet.  Ze liepen richting Californië en gingen daar linksaf naar de Heierhoeve. Daar konden ze terecht bij de ‘Mariahoeve’, de boerderij van Seegers.  An schrijft: “We gingen als vluchtelingen, maar toen we eenmaal wisten dat we werkelijk naar de Tommies konden was er vreugde en dankbaarheid in ons. Want wie had durven te denken dat we zo de Duitsers kwijt zouden raken, en dat al onze mannen en jongens gewoon mee konden gaan!”

De familie van den Bercken bestaat dan uit: 

Vader, moeder en 6 kinderen, te weten; De ongetrouwde dochters Nell en An en zoon Leo. Zoon Paul met zijn vrouw Mia Korsten, 6 kinderen + 2 joodse meisjes. Zoon Bert met zijn hoogzwangere vrouw Christien Seegers en 2 kinderen + joods meisje Marijke (= Jutta Levitus) Hun 3e kind zoon Martin,  = nu Pim van den Bercken wordt op 30-01-1945 in Hegelsom geboren dochter Betsie met haar man Pierre Seegers en 2 kinderen en Oma van den Bercken (de moeder van vader van den Bercken)

Een geschreven bladzijde uit  het dagboek van An van den Bercken

De passages, die op Hegelsom van toepassing zijn, zijn door een vrijwilligster van de heemkunde uitgetypt. 

 

Oorlogsdagboek door An van den Bercken 

Bladzijde 133 t/m 158:

Woensdag 6 december

Horst-Hegelsom

En nu is ’t eindelijk zo ver! ’t Is allemaal zo wonderlijk gegaan. We zitten niet meer thuis, maar we kunnen God niet genoeg danken dat hij ons zo zichtbaar beschermd heeft.

‘k Heb tot nu toe nog geen gelegenheid gehad om te schrijven, maar ‘k zal nu proberen alles geregeld te vertellen.

Die zaterdagavond, 25 november, (wat lijkt dat nu al eindeloos lang geleden) gingen we dus beneden slapen vanwege de overfluitende granaten. Er waren er, voor zover ‘k weet, toen nog geen ingeslagen in ons dorp (= Grubbenvorst). We lagen nog niet lang in bed of ’t spul begon weer. En ze floten zo duidelijk en sloegen schijnbaar zó dichtbij aan de voorkant in dat wij drietjes ook maar naar de keuken verhuisden. Na ’n poosje werd ’t rustiger en gingen we maar weer naar de kamer. En we sliepen lekker. Maar tegen half een werd er aan de deur gerammeld en toen we niet gauw genoeg open maakten werd er gebonsd en geschreeuwd ’t hele huis stond op stelten. 

Extra kanttekening:

Jawel! ’s Middags al, ’n jongen van Simons die gevlucht waren naar ’t klooster was gewond en is later gestorven.

De vier mannen moesten natuurlijk eerst naar boven vóór we de deur openmaakten. We wisten immers niet wat er te doen was. ’n Paar sliepen er zó vast dat ze bijna niet wakker te krijgen waren. Toen ’t eindelijk zover was maakte moeder de voordeur open en we kregen te horen dat we er uit moesten!    Binnen  ’t half uur! Waarheen? Twee onverstaanbare namen werden genoemd. Waarschijnlijk waren Lottum en Broekhuizen bedoeld. Sommige mensen verstonden later Lovendaal en Broekeind. En dat werd onze redding! Waarom we er uit moesten? “Das ganzer Dorf muss gesprengt werden”! Daar stonden we!  En we hadden altijd gezegd dat we niet zouden gaan. Wat zouden we nu doen? Onze grootste zorg gold natuurlijk de mannen. Wat zouden de Duitsers van plan zijn als er zoveel mannen voor de dag kwamen? We begonnen maar vast met voor hen proviand bij elkaar te zoeken en in te pakken. Eerst dachten we dat ze maar naar ’t hok moesten gaan wat we indertijd gemaakt hadden. En dan proberen over ’t spoor naar Californië te komen. Daar waren immers de Tommies! Intussen begonnen er al mensen uit ’t dorp te komen. Ze wilden recht door naar ’t Lovendaal. Maar op de hoek van ’t klooster stond ’n Pruis die ze niet doorliet. Ze moesten maar voor ’t klooster langs verder naar ’t Hambroek en zo. Maar toen er langer hoe meer mensen kwamen die maar steeds rechtdoor wilden bezweek de wacht en mochten ze eindelijk door. In de buurt van de school lagen mijnen. Maar daar werd toen ’n post neergezet en toen konden ze er langs. Toen we dit in de gaten kregen laadden we al ’t proviand voor de mannen en voor ons met de nodige dekens en voor ieder wat ondergoed op de handkar. Toen ben ik naar Paul en Mia gegaan om die te helpen. Vader en moeder besloten niet te gaan maar in de kelder te blijven zitten en af te wachten. De oude smid en z’n vrouw konden ook niet verhuizen en bleven er ook in. Later hoorden we dat er nog meer mensen gebleven waren. Maar toen wisten we er natuurlijk niets van. Paul en Mia en de familie Coenen hadden ook ’t nodige op de handkar geladen en daar trokken we heen. ’t Zal wel half twee of nog later geweest zijn voor ’t zover was. Aan de overweg was ‘t ’n eindeloos gehannes, want er waren ’n paar flinke gaten in. En alle mensen hadden natuurlijk  kruiwagens, handkarren, kinderwagens, bolderwagens enz. bij zich.  En sommigen waren er ook nog met vee. Maar tegen half vier was toch alles er overheen getransporteerd. Bert en Leo hebben er zich nog moe aan gewerkt, met nog wat andere jongens. Meneer Kapelaan en de Pater waren er ook met Ons Heer, en de Rector idem en ’t hele klooster, ’t was net een uittocht uit Egypte, als ‘t niet zo zorgvol was geweest! Aan de overweg hadden we nog even zorg dat ze ons daar naar ’t Lovendaal zouden sturen. En waar zouden alle mensen dan moeten blijven bij die paar boerderijen. Maar er was geen enkele Duitser meer te bespeuren. En  dus trok alles westwaarts, de Tommies en de vrijheid tegemoet! De Engelse schijnwerpers verlichtten de nacht. De lucht was bewolkt, anders hadden we ook nog ’n beetje maan gehad ’t eerste uur. We gingen als vluchtelingen, maar toen we eenmaal wisten dat we werkelijk naar de Tommies konden was er vreugde en dankbaarheid in ons. Want wie had durven te denken dat we zo de Duitsers kwijt zouden raken, en dat al onze mannen en jongens gewoon mee konden gaan! We zijn toen naar Seegers gegaan: d.w.z. Paul en Mia gingen met L. Coenen naar H. Coenen. Betsie en Pierre, Bert en Christien, Nell, Leo en ik naar Seegers. En daar hebben we gepraat en gebeden, en zelfs nog ’n paar uur in bed gelegen, ik tenminste. En toen we ’s morgens op stonden zaten we midden tussen de Tommies. Maar dat vertel ‘k morgen! Nu ga ‘k naar bed in ons nieuw evacuatiehuis! Welterusten.

Hebben jullie ’n beetje Sinterklaas gehad? Wij niet maar dat was ook niet nodig. We hebben nu zóveel goeds! We kunnen God heus niet genoeg danken. Slaap wel. God bless you.

Woensdag 13 December:

’t Schrijven geeft niet veel, want ’t is zó druk. Maar nu ga ‘k toch maar weer verder. Zondag 26 november ’s morgens toen ’t goed licht was zagen we dat er Tommies bij Jansen waren. We gingen allemaal om beurten met groepjes ze begroeten. Leo bood zich direct aan als Engels-spreker. De luitenant die er bij was vroeg of hij in de buurt kon blijven. Ik heb me ook maar voorgesteld en meteen gevraagd of ze me gebruiken konden. Meneer zou ’t wel laten weten!

Later kwamen er ook bij Seegers. ‘k Heb ’n poosje gepraat met ’n aardige “carrier-driver”. (‘k Weet niet of hij echt zo heet). ’t Engels praten viel reusachtig mee! Er kwamen ’n stel officieren met hun oppassers bij Seegers in de twee voorkamers, en ze moesten boven slapen. En boven de koestal kwamen er ’n hele bende slapen. Ik moest steeds voor tolk spelen! We hebben alles bij elkaar ’n genoeglijke week gehad bij Seegers, al was ’t er ’n grote bende met al die evacue’s. Behalve wij waren er ook nog Wim Seegers, die met Mia Takken getrouwd is, met z’n vrouw, schoonmoeder en ’n nichtje, en nog ’n gezin van vier, die wel de dag na aankomst ergens anders naar toe gingen. En we sliepen met zes meisjes op de stal omdat ze de bedden naar beneden gehaald hadden vanwege de granaten. Ze hadden beneden nog één slaapkamer vrij en de rest sliep maar in de woonkeuken. En ’s morgens moesten we ons aan de pomp wassen, waar je bijna geen kans voor kreeg omdat de Tommies er steeds rondliepen. Vooral de oppassers van de officieren hebben ’t er druk gemaakt. Ze waren met z’n vieren, voor 8 officieren. Ze kwamen telkens vragen om iets voor hen te wassen. En ze moesten steeds aan de pomp afwassen want de officieren aten in optima forma! Met gedekte tafel en porselein en alles. Ze hadden ’n hele mand porselein bij zich. Ze gaven voor ’t wassen steeds zeep, en soms chocola en cigaretten. ’t Waren heel aardige kerels. ‘k Heb hun adressen gevraagd en we hebben kiekjes gemaakt. Maar ’t weer was niet erg goed dus ’t zal wel niet veel geworden zijn. En ’t zal wel ’n eeuwigheid duren voor we ze kunnen laten ontwikkelen. ‘k Leerde iedere dag beter Engels praten. En we konden echt merken dat de soldaten ’t leuk vonden als ze iemand ontmoetten die Engels sprak. Ze zeiden allemaal dat ‘k ’t goed sprak maar dat kan ook wel maar ’n aardigheid geweest zijn. Want ‘k zal natuurlijk wel massa’s fouten gemaakt hebben. In de loop van die zondag heb ‘k aan een van die officieren gevraagd of we niet naar huis zouden kunnen gaan omdat vader en moeder er nog waren. Hij zei dat ’t jammer was dat ze niet mee gekomen waren, maar als ze maar in de kelder zaten was ’t wel veilig. We moesten er nog niet naar toe gaan. Hij zou ’t wel laten weten. De volgende morgen heb ‘k ’t nog ‘ns gevraagd toen zei hij dat er nog in de straten gevochten werd. Maar ’s middags kwam Meneer Vercoulen met z’n vrouw die naar Helden fietsten. Ze waren naar Broekeind gegaan, maar ’s zondags waren ze al weer naar huis gegaan. Ze wonen in ’t huis waar vroeger Crooymans woonde. Bij ons thuis was niets gebeurd. Wij blij natuurlijk! En Nell en ik stapten meteen op, om ’n uur of elf. We kwamen net buiten de deur die officier weer tegen. Ik vertelde hem dat we gingen. Hij zei dat “the village not yet cleared” was. ‘k geloof dat hij ’t maar half goed vond dat we gingen. Maar we konden heus niet meer wachten. Vader en moeder wisten immers nog steeds niet hoe ’t ons die nacht gegaan was, en of de mannen veilig weg gekomen waren. We gingen naar huis! Halfweg ’t dorp stond ’n vrachtauto met ’n troepje infanteristen, die nogal benauwd achter ’n bos scholen. We hebben maar ’n praatje gemaakt en hun verteld wat we wisten van ’t dorp. Toen we zo stonden te praten kwam ‘n, auto van de O.D. = ordedienst, de Nederlandse organisatie ter handhaving van de orde, tot er weer een geregeld burgerlijk bestuur is.          Die vertelden ons ook al dat er thuis niets gebeurd was en dat vader en moeder ’t goed maakten. We stapten verder. Bij de overweg stond ook ’n troepje soldaten met ’n aardige officier. ‘k Heb even gevraagd of we veilig door konden gaan en vertelde van vader en moeder. Hij vroeg waar we woonden, en zei dat we wel gaan konden. En hij vroeg of we niet voor ’n petroleumlamp konden zorgen want ze hadden geen licht. En hij hoopte dat we vader en moeder gezond en wel terug zouden vinden. Hij vroeg ook of ‘k de volgende dag nog ‘ns wilde komen, als ‘k toch naar ’t dorp ging, omdat ‘k zo goed Engels sprak. Hij kon me misschien gebruiken! Toen maar weer verder naar huis! En we vonden vader en moeder gezond en wel. Maar moeder zag er ellendig uit en ze hadden ’n angstige zondag gehad met mitrailleurvuur rondom en inslaande granaten. En dan vooral de zorg om ons allemaal, vooral om de jongens. Vader had in de evacuatienacht heel lang op ’t platje boven gestaan en geluisterd of hij geen huilen en schreeuwen hoorde. Want als de mannen uit de troep gehaald werden zou er heus wel gelamenteerd worden. Maar ’t was heel rustig gebleven. Dat was dus wel hoopgevend. Maar ze wisten natuurlijk niet wat er verderop gebeuren zou. Jullie kunt denken hoe blij ze waren toen ze ons zagen en we hun vertelden dat de mannen veilig waren. We stelden hen voor om maar gauw mee naar Seegers te gaan. Ze vonden ’t direct goed. Wel ’t beste bewijs dat ze ’t erg gehad hadden die 36 uur dat ze alleen geweest waren. Ze hadden veel in de kelder gezeten. Maar ’s zondagsmorgen had moeder toch nog aan de deur gekeken toen er Tommies op de hoek bij ’t klooster lagen te schieten op Duitsers die in Seuren z’n huis of aan school zaten. Ze had even tegen ze gezwaaid, maar ze hadden gewenkt dat ze naar binnen moest gaan. Dat waren de eerste Tommies die ze zag! Maandag hadden ze maar steeds van alles en nog wat in de kelder gebracht omdat de granaatsplinters overal doorheen vlogen en alle ruiten al bijna stuk waren. We hebben hun toen daar nog maar mee geholpen. Enkele dingen die we nog mee wilde nemen hebben we nog op Christien d’r kinderwagen geladen en in ’n paar tassen gepakt. En twee verongelukte kippen en de koe namen we mee. En toen zijn we weg getrokken! O, ’t was van een kant misschien allemaal ’n beetje tragisch, maar we waren zó blij en zó dankbaar. O, ‘k kan ’t niet zeggen hoe ’t allemaal was, maar we waren vrij, en we konden allemaal bij elkaar zijn! Er waren geen doden, en geen van de onzen naar Duitsland. ’t Was zo ongelofelijk, zo wonderlijk , onbegrijpelijk! Maar ’t was zo. En we zullen ’t nooit mogen vergeten en nooit kunnen we dankbaar genoeg zijn.  Als nu ook ons huis in elkaar geschoten wordt en als we niets meer terug vinden dan is ’t nog goed. En nu houd ‘k voor vanavond maar weer op. ’t Vervolg van de geschiedenis komt nog wel. ‘k Zal nog even vertellen dat we in Nell d’r school zitten op de Hegelsom. Of heb ‘k dat al verteld? Welterusten.

1945 Zondag 7 januari 1945:

Nu zitten we al zes weken van huis en al 5 weken op de Hegelsom. En al die 5 weken heb ‘k nog maar twee keer geschreven. Nu is ‘al ’n stuk 1945. Waar blijft de tijd! Vanavond zal ‘k nog ‘ns proberen te schrijven. Maar of ’t veel wordt weet ‘k niet. Er komen bijna iedere avond Tommies buurten. ‘k Ga maar gewoon verder met m’n verhaal. In die eerste week dan, op vrijdag.

Zondag 28 januari 1945:

Zo gaat dat! Er kwamen weer Tommies toen we zover waren. En nu is ’t alweer 14 dagen later. ’t Is hopeloos om te schrijven. Nu is ’t zondagmiddag en probeer ik ’t maar weer ‘ns. Heel beknopt ’t verdere verloop. Die vrijdag, 1 december, ging Nell naar de Hegelsom om ‘ns te kijken hoe ’t daar was. Ze kwam terug met de boodschap dat ’t er ’n paradijs was en dat we er konden komen in de school. Daar waren evacue’s geweest uit America die de volgende dag weg gingen. Die hadden de spreekkamer en twee klassen in gebruik. We moesten maar zorgen dat we er meteen waren als zij vertrokken, want anders kwamen de Tommies erin. Toen is Pierre de volgende dag met ’n wagen vol meubels en goed er naar toe gegaan. Vader en moeder gingen te voet. Nell ging ook en die bleven er vast. Die zaterdagmiddag mochten we voor ’t laatst in ’t dorp. Betsie ging nog pakken en met de handwagen meer goed halen. ’s Zondags kwam Pierre terug nog  ’n wagen halen van alles wat bij Seegers stond. Betsy met Harrie en Jantje en ik gingen toen ook mee. ’t Was ’n akelig, miezerig regenweer. En ’t was heus ’n beetje evacue-achtig. Maar ’t was hier heerlijk. We vonden ‘n berghok dat al herschapen was in ’n keukentje, en ’n spreekkamer die al ’n heel stuk op onze huiskamer leek met de tafel en stoelen van thuis en de divan van Betsy. En we waren allemaal samen gelukkig bij elkaar. Leo had alweer ’n paar dagen in Horst gewerkt en was zaterdag niet naar huis gekomen. Nu was hij er drijfnat van ’n voedselvoorzieningstocht naar Griendtsveen, per fiets, per auto, te voet, door regen en modder. Maar ’t was niet vergeefs geweest! – We hebben ons die dag en nacht nog beholpen Nell en ik sliepen bij de bakker, de anderen hier op matrassen in de kamer. En de volgende dag zijn we met man en macht aan ’t werk gegaan om de zaak in te richten. Aan de voorkant van de school waren, alle ruiten vernield door ’n granaat. En dat waren er heel wat! De hele Z.O. kant is ruit! Vader heeft vier dagen getimmerd om alle gaten met karton dicht te maken. De eerste klas hebben we met gordijnen en Betsy d’r kasten omgevormd in slaapkamers. In de tweede klas werd de rommel opgeborgen. En later nog wat dingen uit de school en ’t patronaat die meneer Pastoor graag veilig wist. Want ook Tommies zijn soldaten!! De overige twee klassen van de school zijn doorlopend door Tommies bezet. Vrijdag 8 december hebben we ’n verrukkelijke rustige zondag gehad. Toen waren we “thuis”. En de volgende dag was de rust uit! 

’s Morgens om 9 uur waren Seegers en de vrouw al hier. Te voet van Californië gekomen! Gevlucht voor de granaten. Er waren er heel wat gevallen daags te voren en ’s nachts op en om hun huis. Wim zou in Sevenum naar ’n tehuis voor hun uitkijken. Intussen bleven ze maar vast hier. En Bert en Christien kwamen met de kinderen en ’n wagen vol goed ’s middags. Wim was toen geslaagd in Sevenum op de Kronenberg en dus gingen Seegers en z’n vrouw daar meteen naar toe. De ene helft van onze slaapkamer-klas werd toen voor Bert en Christien als slaapkamer ingericht. Ze hadden hun slaapkamermeubels en genoeg beddegoed meegebracht. En de volgende dag kwamen Paul en Mia ook nog met hun hele huishouden. Die waren immers in die evacuatienacht met de familie L. Coenen, die bij hun was, naar W. Coenen gegaan. Toen ’t huis van L. Coenen, dat erg beschadigd was door granaten, wat was opgeknapt zijn ze daar naar toe gegaan. Maar nu er in de buurt nogal wat granaten terecht kwamen wilden ze er toch ook maar liever weg. Maar ‘k denk dat ze ’t er ook wel ’n beetje moe waren. Als je met zo’n stel kinderen bij vreemde mensen moet zitten is er ligt hier en daar wat vervelends. En zo zaten we toen hier met 24 mensen: Wij met negen, Bert en Christien met 4 + hun Jodinnetje Marijke Kroon, nu Jutta Levitus, en Paul en Mia met hun zes kinderen en 2 Jodinnetjes, Rietje en Claartje van der Meer, nu Esther en Sara Laub. Ester is al die tijd bij hun geweest, Sara, 18 jaar, was bij andere mensen maar ‘k had haar beloofd haar te halen als we ooit weg zouden moeten. In de evacuatienacht was dat mislukt omdat ‘k er te laat aan dacht. Maar toen we ’s maandags vader en moeder gingen halen ontdekte ‘k haar bij de zusters in de kelder. ‘k Heb haar toen maar meegenomen. ’t Was voor die Jodinnetjes wel ’t grootste evenement dat ze elkaar bij hun echte namen konden noemen, dat ze tegenover iedereen mochten laten weten dat ze Joods waren. Op Californië waren ze telkens aan ’t uitvissen of er geen Joodse soldaten waren. Ze hebben er al verschillende ontmoet, daar en later hier ook nog. ’t Was hier dus ’n drukke bende. Horen en zien verging je af en toe. Tien kinderen maar enfin. Later is Mia d’r moeder ook nog gekomen. Die was nog altijd bij W. Coenen waar ze erg graag was. Maar ’t was toen beter dat ze ook hier kwam. In de Jodenbevolking is ook ’n verandering gekomen. Kerstdag kwam er ’n zusje van Rietje en Claartje (zoals wij ze nog noemen) die met ’n broertje in de buurt van Ravensteijn zat. Dat was ’n feest! Maar de volgende dag moest ze weer weg. Toen werd afgesproken dat er geprobeerd zou worden dat Rietje en Claartje met ’n jonger zusje dat in Horst-Amerika zat, naar Ravensteijn zouden komen en dat ’n zusje van Marijke, dat daar zit, hier zou komen. Dan zaten ze allemaal bij elkaar. En dat plan is vrijdag 29 december gelukt. Ze gingen met Bert met ’n auto van de O.D. (waarover later). En ‘s avonds kwam Marijkes zusje Cissy mee terug. En nu is ’t tien uur en ga ‘k naar bed. Tot ’n volgende keer dus weer. Welterusten!

Maandag 29 januari ‘45

’t Gaat goed! Er zijn vanavond alweer geen Tommies en ‘k kan dus waarschijnlijk wel ’n uurtje schrijven. We hebben nog met geen enkele troep zo weinig contact gehad ofschoon er geregeld water komen halen. En de eerste twee avonden zijn er ook ’n paar geweest. Maar daarna niet meer. Dit zijn the “Kings own Scotch Borderers”, ’n Schots regiment. Ze hebben in Grubbenvorst gelegen. Grubbenvorst is nog steeds tamelijk hetzelfde. Af en toe komen er wat Duitse granaten, maar niet veel meer. Hoe we dat weten ? Paul, Bert en Pierre zijn alle drie bij de O.D. = ordedienst, nu officieel de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Ze moeten bewakingsdiensten doen in Grubbenvorst. Nu nog alleen overdag, over ’n poos waarschijnlijk ook ’s nachts. ’t Is wel ’n hele trap, telkens naar Grubbenvorst, vooral nu we zo’n echte ouderwetse sneeuwwinter hebben. Maar laat me nu eerst nog maar ‘ns proberen jullie ’n beetje ’n idee te geven van ons leven hier. We ontdekken iedere dag weer hoe gezegend we’ t toch hebben. ’t Is zo’n groot voordeel dat we niet bij vreemde mensen hoeven te zitten. Dat merken we telkens weer als we andere evacueés ontmoeten. Vooral nu ’t zo lang duurt wordt ’t op veel plaatsen erg lastig. En toch mogen de meeste mensen niet klagen. Na de eerste moeilijkere weken loopt er de Voedselvoorziening prachtig. We krijgen al allerhande dingen meer dan vroeger. ’t Zal niet lang meer duren of veel mensen zullen al niet meer alles kunnen betalen wat ze op hun bonnen kunnen krijgen. ’t Enige wat we nog niet krijgen is zeep, en dat is toch wel erg. Eén keer hebben we ’n rantsoen Engelse zeep gehad, 3 ounces per persoon. Misschien dat we binnenkort nog ‘ns wat krijgen. Maar af en toe krijgen we wel ‘ns wat van de Tommies hier. Anders zouden we er ook aardig zwart gaan uitzien! De was is toch al lang niet helder meer. Maar enfin, als we deze zomer weer kunnen bleken gaat ’t weer beter!        Er is intussen nog meer verandering in ons huishouden gekomen, Bert en Christien zijn verhuisd naar ’n kippenkooi hier in de buurt. Er zijn 3 vertrekken en ze hebben ’t heel goed ingericht. ’t Werd voor Christien te druk hier. Ze verwacht begin Februari haar derde kindje. Ze maakt ’t heel goed. ‘k Denk dat ze nu ’n week of drie weg zijn. Of verleden vrijdag was ’t geloof ‘k veertien dagen. En ’n paar dagen later is Cissy per fiets naar Ravensteijn gegaan voor ’n paar weken. Nu zijn we dus nog met z’n achttienen. Als de mannen ’s middags niet thuis zijn kunnen we al ongeveer allemaal tegelijk aan tafel! En nu is ’t schrift vol en door al ’t gepraat tussendoor is te laat geworden om nog in ’n nieuw te beginnen. Tot morgen dan maar. Welterusten.

Woensdag 31 Januari 1945

Oranje boven! Vandaag is ’t de 7de verjaardag van Prinses Beatrix. De verjaardag van Prinses Margriet op 19 Januari heb ‘k helemaal niet vermeld. En toch was dat de eerste nationale feestdag die we in vrijheid vierden. Vanmiddag heeft de harmonie door Horst getrokken. Leo heeft er op Paul z’n hoge laarzen achteraan gehost met z’n collega’s waarvan één op klompen! Allemaal vanwege ’t slechte schoeisel en de dooiende sneeuw. De winter schijnt sinds gisteravond uit te zijn. Gelukkig! Voor ons is t nog niet zo erg, maar voor al de mensen aan de overkant van de Maas is ’t toch al erg genoeg, zonder de kou, We hebben van rond Kerstmis vorst en sneeuw gehad. ’n Echte ouderwetse winter. ’t Is maar te hopen dat de dooi nu doorgaat en er geen winter meer na komt. 

Vrijdag 2 Februari, Maria Lichtmis

‘k Moest alweer ophouden woensdag, al was ’t dan niet voor de Tommies. ‘k Weet niet meer waarom. O ja, ‘k moest ’n brief schrijven’ naar Oom Jan in Eindhoven. Er moet in Eindhoven ’n aanmeldingsbureau zijn voor Indische ambtenaren en Leo wilde daarnaar informeren. Hij heeft serieuze Indië-plannen. Maar daarover later. ‘k Vermeldde nog niet dat Dinsdag 30 Januari Bert en Christien weer ’n zoontje gekregen hebben. Marinus, Paulus, Maria.           ’n Flink baasje. Christien maakt ’t goed. De spruit zal ’t wel z’n hele leven moeten horen dat hij als “dreumel” in ’n kippenkooi geboren werd! En vandaag is er alweer wat nieuws: alle evacué’s in Horst zouden moeten vertrekken. Morgen zou ’t beginnen en Woensdag moest ’t afgelopen zijn. Vanwege op handen zijnde troepen concentraties in verband met ’t komende offensief in ’t Westen. Paul en Pierre zijn nu nog naar de O.D. post in Horst op informatie uit. De O.D. moet er iets mee te maken hebben. Maar Paul en Pierre, die van Grubbenvorst kwamen, wisten er niets van. ’t Is nu al bijna half twaalf en ze zullen wel gauw komen.           ’t Zou beroerd zijn als we werkelijk weg moesten. Maar we mogen niet klagen. We zijn de Duitsers kwijt, en dat is de hoofdzaak. Nell zal niet weg hoeven omdat ze in Horst staat ingeschreven. En Leo zal op ’t Voedselbureau wel niet gemist kunnen worden. Ofschoon hij ’t nog wel ’t beroerdste vindt van allemaal. Enfin, over twee maanden zal de oorlog hier toch wel uit zijn. ‘k Reken erop dat we rond Pasen naar huis kunnen. Er zijn sinds ’n paar dagen allerhande groepen naar de Maas getrokken. Er wordt nu iedere dag toch ’n aanval verwacht. Maar nu de sneeuw gesmolten is (hij is in twee dagen helemaal verdwenen) zal de Maas wel aan ’t wassen gaan en zullen ze toch wel niet proberen er overheen te komen. Er zal trouwens wel eerst ’n artillerieduel moeten komen en daar merken we nog weinig van. Op ’t ogenblik vliegen er wel massa’s vliegers over. Weer bombarderen. En alle Hollanders die in Duitsland zitten! Er zijn zoveel mannen opgepakt. En in veer-tien dagen geleden moet de hele Oostelijke maasoever van Gennep tot en met Roermond naar Duitsland geëvacueerd zijn. Vandaar zouden ze dan weer naar ’t Noorden van ons land terug komen. Alles te voet. Natuurlijk weten we niet of ’t helemaal waar is. ’t Moet vreselijk zijn, de mannen, de bommen en granaten, de hevige kou en sneeuw, te weinig voedsel en brandmateriaal, en dan nog dit: de Engelsen vlakbij weten er weg te moeten, Duitsland in met nog meer ellende in ’t vooruitzicht. Misschien blijkt ’t achteraf tóch nog weer allemaal mee te vallen. Of ’t is nog veel erger dan we ons nu indenken. De streek tussen Roermond en Susteren is deze veertien dagen bevrijd. Daar is ’t ook heel erg geweest volgens de krantenberichten. We krijgen nu weer geregeld ’n krantje uit Maastricht: “Veritas”. En we horen weer van alle kanten wat nieuws. Nu zijn de mannen thuis. ’t Schijnt werkelijk definitief te zijn dat alle evacué’s woensdag verdwenen moeten zijn. De eersten die morgen moeten gaan, hebben vandaag ’n briefje gekregen. ’t Gaat in de richting van Helmond en Eindhoven. Maar hoever weten we niet. De O.D. wist verder ook niets. Alleen dat ze morgen alle wegen moeten afzetten om te voorkomen dat evacué’s er op eigen houtje tussenuit trekken. En nu is ’t al kwart over twaalf, en gaan we maar slapen. Gisteravond was ’t ook al zo laat. Dus denk ‘k dat ‘k ondanks de emotie, goed zal slapen! ‘k Hoop dat de anderen ’t ook doen. En jullie? We denken zo vaak aan jullie. En de Tommies denken dat de Japanners erger zijn dan de Duitsers. Maar zij hebben de Duitsers geen 4½ jaar meegemaakt! En waarom zouden jullie niet ’n beetje van ons ongelofelijk geluk meedelen ? 

God is zó goed! Welterusten.

Zondag 4 Februari

Of eigenlijk is ’t al maandag, want ’t slaat half een. En we gaan voorlopig ook nog niet naar bed. We moeten morgen om half negen hier voor de school reisvaardig staan. Waarheen? Niemand weet ‘t. Maar ’t is toch best mogelijk dat we naar Zuid-Frankrijk gaan. Enfin, overal is die goede God en overal schijnt af en toe de zon. Nell en Leo blijven hier. Nell als inwoonster van Horst, Leo als onmisbaar op z’n bureau. Hij was net zo lief meegegaan omdat hij dan meteen werk kan maken van z’n toekomstplannen. En als hij werkelijk ongeveer onmisbaar is kan hij moeilijk over ’n paar weken gaan lopen. Enfin, we meenden dat ’t zo ’t beste was. En wie weet hoe gauw alles anders is! Nu schrijf ‘k maar niet verder omdat we nog zoveel moeten doen. Waar en wanneer zou ‘k wéér schrijven?! We kunnen allemaal terecht in Eindhoven. We hebben ’n schriftelijke verklaring van ’n paar families die ons willen opnemen. Maar of dat goed gevonden zal worden weten we niet. ’t Was wel fijn als we niet verder hoefden. En Bert heeft er zich vandaag half dood voor gefietst naar Eindhoven heen en terug. ‘k Hoop dat ’t niet vergeefs geweest is. Dag luitjes ‘k moet heus ophouden.

Woensdag 7 Februari

Noodziekenhuis Jan Smitslaan Eindhoven. Ja, waar en wanneer zou ‘k wéér schrijven?! Dit had ‘k toch niet gedroomd. Maar enfin. ’t Is overal wel goed. ‘k Zal proberen heel in ’t kort te vertellen. Want we zullen wel gauw moeten gaan slapen. We moesten dus maandag om half negen klaar zijn. Maar ’t was wel bijna middag. We hadden ’s nachts tot 5 uur gepakt, en om 7 uur waren de meesten al weer op. ‘k Weet niet precies hoe laat we vertrokken zijn. ’t Kan wel 1 uur geweest zijn. En toen ging ‘t! Met z’n allen met de bagage op ’n vrachtwagen. Christien en mama in ’n ambulanceauto. En om ongeveer half zes waren we in Eindhoven. We kwamen terecht in ’t Veergebouw van Philips waar ‘t ’n rumoerige bende was van honderden mensen. De eerste geruchten waren dat we wel zouden mogen gaan naar de adressen die we hadden. Maar achteraf bleek ’t lang zo eenvoudig niet. We troffen allerhande kennissen. Ook van de familie Clevers die ook op de Hegelsom had gezeten. De Pastoor van Lottum met z’n halve dorp. De reis was heel goed verlopen. Ook de kinderen vielen erg mee. En Christien en mama waren ook in orde. Mama is de laatste tijd helemaal niet goed geweest. Ze mocht ook in ’t ziekenzaaltje slapen. Wij allemaal op stroozakken op de grond in ’n grote zaal. Maar vóór we aan slapen konden denken kwam er nog wat anders kijken. We  moesten geregistreerd worden, en dan naar den dokter en gepoeierd tegen de luizen en weet ik wat verder allemaal. Ook onze dekens moesten gepoeierd. ’t Was er ’n atmosfeer van je welste! En tenslotte hebben we de bagage ingepakt en die van Betsy goed bij elkaar gezet. Want ’t resultaat van alle onderzoeken was dat zij met Pierre en de kinderen de volgende dag naar België moesten waar de meesten naar toe gestuurd werden. Vader, moeder en ik mochten hier blijven en waarschijnlijk naar Oom Jan omdat vader z’n hart niet goed in orde is en omdat ik zo’n prul ben. ‘k Moet gaan slapen. Tot morgen dan.

Donderdag 8 Februari

Maar als ‘k geweten had dat er om mij nog zo’n rompslomp gekomen was had ‘k toch gewoon verkondigd dat ‘k nooit ziek geweest was. We hadden toch al hier mogen blijven om vader. Maar dat kon ‘k te voren niet weten. Wim Brandsma, de man van Mia van Oom Jan, heeft dinsdag de hele morgen gelopen om de zaak voor ons in orde te krijgen. Ik moet intussen naar ’t consultatiebureau. Betsy d’r trein vertrok om half elf. Ze was erg kranig. Ze slaan er zich wel samen doorheen. Als ze nu daar in België maar niet in zo’n zelfde rommel komen als hier in Eindhoeven! Later zullen we ’t wel allemaal horen. Wim Brandsma kwam rond de middag vertellen dat de zaak in orde was en dat we om ’n uur of twee wel weg zouden mogen. Moeder durfde ’t nog niet geloven, maar ’t was toch waar. ’t Werd wel ongeveer 3 uur, maar toen werden we ook netjes door ’n vrachtwagen weggebracht.

5e en laatste schrift d.d. 11 juni 1946:

 

…. krachten en keus je weer volop aan ’t werk tot eer van God, tot heil van ’t Javaanse volk. Moge spoedig de vrede en ’t Goddelijke licht zijn deel worden.

Namens allen An                                    Vader Paul Bert                              Moeder Maria Christien

Nell Hans Peter                                      An José Joke                                  Leo Beatrix Martin

Mathieu                                                  Leo                                                  Pieter

Mama                                                     Betsi                                                Truus

Pierre                                                     Harrie                                               Janneke

Liesbeth

School Hegelsom

Aan v.d. Bercken J., v.d. Bercken G., Seegers Chr., Levitus J. 

Alhier   No.          en zijn gezin, alsmede de tot zijn gezin behorende personen, wordt hierbij op last van de militaire autoriteiten medegedeeld, dat hij/zij zich op maandag a.s. om half negen voormiddag moet(en) bevinden op de verzamelplaats te Hegelsom nabij de school teneinde naar elders te worden geëvacueerd.

Door de geëvacueerden moeten worden medegenomen voor zoover in hun bezit zijn, matrassen, beddegoed, zooveel mogelijk kleeding, zeep, eten voor tenminste 2 dagen, kop, bord, lepel, vork en mes, waarde- en distributiebescheiden, persoonsbewijs, terwijl één fiets of kinderwagen per gezin mag worden medegenomen, voorzien van een label of kaartje met naam en adres in blokletters. 

Eventuele andere aan de geëvacueerden toebehoorende goederen behooren aan den kwartiergever in bewaring te worden gegeven. 

Zieken en gebrekkigen worden per ambulancewagen vervoerd.

Niet nakoming van deze lastengeving heeft dwangmaatregelen tengevolge.

Horst, 3 Februari 1945

De Burgemeester van Horst,

Dr. H. van Grunsven.

Eindhoven hoef zes.

Nell en Leo, de reis is goed verlopen.

Er is ’n grote kans dat we blijven kunnen.

De auto’s komen terug naar Horst en daarom kan ik dit briefje meegeven.

Christien maakt het goed, blijft ook dan bij Philips.

De kinderen hebben zich prachtig gehouden.

In haast, veel liefs van allen. 

An

Bovenste rij v.l.n.r.: Paul met zoon Pieter op de arm, Mia, Pierre, Betsie met zoon Jantje op de arm, Bert, Christien met zoon Jo op de arm, Esther Laub, Saartje Laub, Jutta Levitus, Leo, An van den Bercken en Nell van den Bercken

Middelste rij v.l.n.r.: Thijs, moeder, Joep, vader, Trix, oma van den Bercken, Hans 

Onderste rij v.l.n.r.: Harrie, Peter en Leo

 

Op maandag 5 februari 1945 wordt de familie van den Bercken verder geëvacueerd richting Eindhoven


An van den Bercken heeft op de achterkant van bovenstaand papiertje een bericht geschreven voor haar zus Nell en broer Leo, 

die in Hegelsom zijn achtergebleven.

Nell staat in Horst  ingeschreven en Leo kan niet gemist worden bij het  Voedselbureau in Horst.

De auto’s met chauffeurs, die hun wegbrengen, keren ’s avonds weer terug in Horst. Zij nemen het briefje mee en bezorgen het bij het Voedselbureau.